Tips voor het opstellen van je effectpedalen

Elektrische gitaar

Je hebt dus beslist om elektrische gitaar te gaan spelen. Nadat je een gitaar en versterker hebt aangeschaft, is de volgende stap het ontdekken van effecten. Effectpedalen kunnen ingedeeld worden in groepen, gebaseerd op hun functies.

Inzicht in de verschillende pedaalgroepen is noodzakelijk om de beste klank te krijgen, zeker wanneer je ze aan elkaar koppelt. Tot de grootste pedalengroep behoren waarschijnlijk de overdrives en distortions. BOSS maakt momenteel zestien verschillende gitaareffectpedalen binnen deze categorie. In ons pedal board-voorbeeld kiezen we de ST-2 Power Stack. Een volgende categorie met heel wat keuzemogelijkheden is modulatie. In deze groep vallen effecten zoals flanger, phaser, chorus, tremolo en anderen. Laten we met de meest veelzijdige van start gaan: de BF-3 Flanger. Tot een andere groep behoren de ambience-effecten, zoals delays en reverbs. We gebruiken er van elk eentje: de DD-7 Digital Delay en de FRV-1 ’63 Fender Reverb.

Er zijn ook effectpedalen die noten kunnen toevoegen aan je spel, of de toonhoogte kunnen wijzigen van wat je aan het spelen bent. Gemakkelijkheidhalve zullen we deze groep de pitch-altering pedalen noemen. Hier nemen we in ons voorbeeld de BOSS OC-3 Octave. BOSS heeft een aantal pedalen die je gitaar ook als een ander instrument kunnen doen klinken. De AC-3 Acoustic Simulator is perfect voor deze job. Andere effecten passen je sound aan met behulp van geluidsfilters. Dergelijke effecten kunnen in verschillende configuraties gebruikt worden binnen de signaallijn. Hier gebruiken we de GE-7 Graphic EQ.

Enkele BOSS-effecten vallen buiten elke categorie, maar zijn desalniettemin erg handig om met een ander effect samen te gebruiken. De meest voor de hand liggende is de CS-3 Compression/Sustainer. Loopers vallen ook in deze ‘categorieloze’ categorie. Laten we dus ook de RC-3 Loop Station in de mix gooien. En misschien wil je ook de NS-2 Noise Suppressor inschakelen om alle brom en ruis uit je signaal te verwijderen. En waarom ook geen tuner? De TU-3 is het meeste populaire stempedaal ter wereld.

Volgorde

In welke volgorde plaats je nu best al die pedalen? Hier zijn enkele tips die je helpen om je pedalen zo optimaal mogelijk met elkaar te verbinden:

Regel 1 - Er zijn geen regels. De sound die je zoekt kan misschien niet tot stand komen door voorgeschreven of logische regels te volgen. Maar dat geldt uiteraard niet altijd. Vraag je dus steeds af: hoe klinkt het eindresultaat? Als het resultaat de klank benadert die je zoekt, dan ben je goed bezig… ook al kan het zijn dat je iets aan het ruisniveau wil verhelpen. Traditionele pedal board-arrangementen zijn ontworpen om bepaalde redenen: het ruisniveau zo laag mogelijk houden is daar één belangrijk element van. De principes van hoe een geluid fysiek tot stand komt in een ruimte is een tweede (zie regel 4). Maar de uiteindelijke keuze is aan jou. Zoals een wijs man ooit zei: if it works, don’t fix it.

Regel 2 - Sommige pedaaltypes werken beter in bepaalde delen van het signaalpad dan in andere. Octave-pedalen of tuners bijvoorbeeld, werken niet even goed met een gedistortioneerd signaal als met een zuiver geluidssignaal, ze dienen dus vóór distortion-pedalen geplaatst te worden.

Regel 3 - Ruis en brom kunnen een probleem vormen, zeker bij luide distortion-sounds. Pedalen die volume toevoegen – zoals compressors, wahs, EQ’s en overdrive/distortion-pedalen – zullen ook het ruisniveau versterken van al de pedalen die ervoor geplaatst worden.

Regel 4 - Los van de effectpedalen die ruis (kunnen) produceren, is er ook een logische volgorde van hoe geluiden op een natuurlijke manier in een ruimte ontstaan. Distortie via een gitaarversterker komt bijvoorbeeld tot stand door het volume zodanig op te drijven tot de ingebouwde circuits gaan oversturen. Alle echo en galm die je daarbij hoort, ontstaat nadat het geluid uit de versterker komt en tegen muren en plafonds botst en vervolgens je oren bereikt. Daarom is het logisch om je reverb- en delaypedalen als laatste aan je signaalpad toe te voegen, aangezien ze de klank van een driedimensionale ruimte simuleren.

Als je deze regels in acht neemt – oké het zijn niet echt regels, laten we ze gemakkelijkheidhalve richtlijnen noemen – zijn er een aantal essentiële concepten om de volgorde van je effectpedalen mee te bepalen:

  • Pedalen die het geluid versterken of ruis toevoegen, zet je best aan het begin van de effectketen. Hieronder vallen overdrive/distortion-effecten, compressors en wah-pedalen. Als je ze later in het signaalpad plaatst, kunnen ze het ruisniveau van alle pedalen die voor hen komen zodanig versterken dat het eindniveau oncontroleerbaar wordt.
  • Pedalen die zelf klanken genereren worden het best vóór pedalen die de klank aanpassen geplaatst. Dat is logisch omdat je eerst een basisgeluid wil creëren om het vervolgens aan te passen of uit te breiden met effecten. Dat wil bijvoorbeeld zeggen dat overdrive-pedalen best voor choruseffecten geplaatst worden. Pedalen die ruimte creëren of simuleren, komen laatst. Dit valt terug op het principe van hoe klank zich in een fysieke ruimte gedraagt. Delay en reverb komen dus pas na alle andere effectpedalen.

Laten we alle pedalen met elkaar verbinden

Laten we nu aan de hand van al die basisrichtlijnen ons pedalboard samenstellen:

Dat is een geweldige set-up! Maar waarom geniet deze opstelling/volgorde nu de voorkeur? Hieronder overlopen we pedaal per pedaal.
De tuner (TU-3) gaat eerst. Simpel: die wil je rechtstreeks met je zuivere gitaargeluid voeden en niet met bewerkte effectklanken. Een andere reden om de tuner eerst te plaatsen is dat wanneer je true bypass-pedalen gebruikt, de TU-3 hen een gebufferd signaal zal geven dat verlies in de kabels tegengaat wanneer andere pedalen uitgeschakeld staan. Dat is een van de redenen waarom er wereldwijd zoveel TU-tuners deel uitmaken van een pedal board, zelfs in set-ups die uitsluitend bestaan uit dure en exclusieve true bypass-pedalen.

De volgende drie pedalen : PW-10, AC-3 en OC-3, veranderen de basisklank van de gitaar. Je houdt ze het best zo dicht mogelijk bij je gitaar, omdat je de klank ervan naar andere pedalen wil sturen. Dat garandeert je nadien de beste en meest gevarieerde klankmogelijkheden.

Daarna is het de beurt aan de overdrive/distortion-pedalen, in dit geval de ST-2 Power Stack. De CS-3 Compression/Sustainer (en de PW-10 V-Wah) kunnen de sustain van de ST-2 verbeteren door het signaal ernaartoe te verhogen, dus plaats je ze best voor de ST-2. Veel spelers gebruiken om diezelfde reden een compressor. Een ‘vaste’ wah-klank , die tot stand komt door een wah-pedaal aan te schakelen maar niet tijdens het gitaarspelen in en uit te drukken, is erg gangbaar om rock- en metal-leadklanken mee te produceren.

De GE-7 Graphic Equalizer past perfect na de overdrive, voor het geval je die wil gebruiken om de middentonen te accentueren of andere frequenties wil onderdrukken tijdens het spelen van solo’s. Om aan te tonen dat dit slechts richtlijnen zijn: alles werkt ook perfect wanneer de EQ na de compressor wordt geplaatst en vóór de overdrive. Dat verandert de klank en functie van de EQ, maar probeer alles eerst even zoals in onze opstelling. Het is ook goed om de EQ voor de noise suppressor in te pluggen, aangezien EQ’s vaak ruis produceren wanneer ze bepaalde geluidsfrequenties boosten, inclusief het ruisniveau dat reeds door alle daarvoor ingeplugde pedalen wordt geproduceerd.

De NS-2 Noise Suppressor wordt best in het midden gebruikt, zodat het ruisniveau van de pedalen die het geluid versterken al weggefilterd is voordat het verder loopt naar de modulation- en ambience-pedalen.

Modulation-pedalen zoals de BF-3 Flanger plug je best in na de klankproducerende pedalen zoals distortion, wah enzovoorts. Hierdoor kunnen ze de klank die door de pedalen voor hen gegenereerd wordt verder bewerken en aanpassen. Wanneer je ze voor de distortion plaatst, dan overstuur je het geluid van de flanger. Misschien is dan net wat je zoekt, maar in het algemeen plaats je de BF-3 en andere modulation-effecten best na de tone shaping-pedalen (die bovendien ook ruis genereren). En dan zijn er nog de ambience-effecten: delay en reverb. Zoals we eerder al aangaven zijn galm en soms echo, afhankelijk van de ruimte waar in gemusiceerd wordt, de laatste toegevoegde geluidssignalen die je oren bereiken in een fysieke ruimte. Ze dienen dus als laatste ingeplugd te worden. Een reverbeffect met delay bewerken, klinkt vaak modderig, dus is het vaak beter om de reverb na de delay in te pluggen.

En, last but not least, is er de Loop Station RC-3. Dat is geen echt geluidseffect, maar eerder een recorder. Normaal gezien wil je met de Loop Station de klank opnemen die al je andere effecten bijdragen aan je gitaarspel. Dat betekent uiteraard dat je de Loop Station als aller laatste in je signaalpad dient te plaatsen, zodat die het signaal van alle andere pedalen kan registreren.

Dat is het in notendop. Om even te recapituleren:

Ook al zijn er geen echte regels om klanken te creëren, de hierboven aangehaalde basisprincipes zullen je zeker helpen om een droomklank te bereiken. Door die richtlijnen te volgen, zul je:

  • - ruis en brom tot een minimum beperken
  • - de best mogelijke tonale flexibiliteit bereiken
  • - op een zo natuurlijk en organisch mogelijke manier klanken produceren, zoals die tot stand zouden komen zonder effectpedalen in een fysieke ruimte

Tegelijkertijd moedigen we je aan om te blijven experimenteren! Misschien bereik je wel de klank die je zoekt door de wah na de distortion te plaatsen – klinkt misschien een beetje rommelig, maar is zeker cool. Uiteindelijk is de énige regel die je in acht dient te nemen: wat het beste klinkt, is ook het beste. Neem je BOSS-pedalen dus bij de hand en geef vorm aan je klank: daar zijn ze immers voor gemaakt!

Bron: Roland UK